In het vorige artikel ‘Talentontwikkeling in het kader van Passend Onderwijs’
wordt de noodzaak al beschreven om, in het onderwijs, werk te gaan maken van
talentontwikkeling in de breedste zin van het woord. Niet alleen de hoog- en meerbegaafden bedienen in hun talent maar alle leerlingen.
Aan de leerkrachten de mooie taak om –samen met
leerlingen- talenten bij leerlingen te ontdekken en deze ‘in actie’ te krijgen
binnen het curriculum. Leerlingen in hun kracht zetten!
In deze blogpost wil ik de noodzaak van
talentontwikkeling in de breedste zin van het woord spiegelen aan de
basisbehoeften van leerlingen.
Talentontwikkeling richt zich vooral op de kracht en
talenten van kinderen. Door op scholen aandacht te besteden aan
talentontwikkeling kunnen we op een positieve manier inspelen op de
basisbehoeften van leerlingen. De basisbehoeften van leerlingen bestaan uit:
competentie, relatie en autonomie (Deci & Ryan, 2000; Stevens, 1997).
Talentontwikkeling heeft op alle drie behoeften een grote invloed. Dit zal ik hieronder
duidelijk maken.
Talentontwikkeling in relatie tot het gevoel
van competentie
Het gevoel van competentie kunnen we omschrijven als het
gevoel hebben dat je iets kan (Deci & Ryan, 2000; Stevens, 1997).
Leerlingen binnen het huidige onderwijs worden afgemeten aan gemiddelden. Een
goed voorbeeld hiervan is de eindtoets basisonderwijs. Elk jaar wordt er weer
een gemiddelde uitgerekend wat inhoudt dat, zwart-wit gesteld, de helft van de
leerlingen ‘voldoende’ scoort, waar de andere helft ‘onvoldoende’ scoort. Het
systeem van Cito LVS en het DLE-systeem werkt ook zo. Een leerling zou in een
bepaalde periode een bepaalde vooruitgang moeten boeken. Lukt dit niet, dan
lopen ze ‘achter’. (Dit terwijl een ieder weet dat de ontwikkeling van
leerlingen geen lineair productieproces is. Leerlingen ontwikkelen zich in
sommige periodes stormachtig, waar in ander periodes de voortgang aanzienlijk
minder is.) Op deze manier rekenen we veel leerlingen af op wat ze niet kunnen.
Vervolgens gaan we het ‘probleem/tekort’ analyseren en (hopelijk) remediĆ«ren
middels een handelings- of groepsplan. Het gevolg van deze aanpak is dat
leerlingen steeds meer bezig zijn met zaken die ze niet goed kunnen en niet
beheersen. Dit kan in het geval van ‘zorgleerlingen’ zelfs leiden tot het
alleen maar bezig zijn met zaken die ze niet beheersen. Welk signaal geven we
hiermee aan deze leerlingen, als we nooit een beroep doen op zijn of haar
talenten? Met welk zelfbeeld sturen we de leerlingen naar het voortgezet
onderwijs? Wat betekent dit voor hun gevoel van competentie? De antwoorden
lijken overduidelijk.
Hier speelt talentontwikkeling een belangrijke rol. Door
talenten van leerlingen te (h)erkennen en in actie te brengen, komen we
tegemoet aan de ontwikkeling van het gevoel van competentie.
Ze geven leerlingen het gevoel dat ze iets kunnen.
Daarnaast levert het bezig zijn met je talent energie op. Energie die de
leerlingen weer kunnen aanwenden om werk te maken van hun ‘tekorten’.
Natuurlijk is het belangrijk dat leerlingen werken aan vaardigheden die ze moeten beheersen, maar de energie hiervoor moet nog wel aanwezig zijn. Als de energie om te werken aan je ‘tekorten’ ontbreekt, zal het moeilijk worden deze tekorten aan te pakken.
Talentontwikkeling in relatie tot
het gevoel
van relatie
Een van de basisbehoeften wordt omschreven als het gevoel
van relatie. Het gevoel hebben erbij te (mogen) horen (Deci & Ryan, 2000;
Stevens, 1997). Leerlingen die veel extra hulp en verlengde instructie nodig
hebben, remedial teaching krijgen buiten de klas, schoolwerk mee naar huis
krijgen of buiten schooltijd naar externe bureaus moeten, zullen niet een groot
gevoel van relatie krijgen. Wanneer ‘de groep’ verder gaat, mag jij nog even
blijven zitten. Wanneer de groep gaat tekenen, mag jij even met de remedial
teacher mee. Wanneer je vriendjes thuis buiten gaan spelen, mag jij nog even
woordrijen gaan oefenen of na schooltijd naar een extern bureau.
Talentontwikkeling, het inspelen op de krachten en talenten van leerlingen,
geeft ook deze leerlingen het gevoel dat ze erbij horen en er toe doen: Ik mag
er zijn!
Talentontwikkeling in relatie tot het gevoel van autonomie
Een andere basisbehoefte van leerlingen wordt omschreven
als het gevoel van autonomie. Het gevoel van autonomie kunnen we omschrijven
als het gevoel hebben zelf te kunnen sturen, het zelf mogen beslissen (Deci
& Ryan, 2000; Stevens, 1997). Talentontwikkeling, het inspelen op de
krachten en talenten van leerlingen, is hierin zeer belangrijk.
Door leerlingen de mogelijkheid te geven om , binnen het
curriculum, te mogen kiezen voor een verwerking die bij hun talent past, zal
het gevoel van autonomie verhogen.
Daarnaast ligt kennis voor het oprapen. Leren doen we
niet alleen meer in scholen. Het internet biedt een ieder, dus ook leerlingen,
een unieke kans om tot zelfactualisatie te komen. Talentontwikkeling; inzicht
in je talenten, krachten en interesses geeft veel ruimte aan deze
zelfactualisatie.
Het inspelen op de drie basisbehoeften van leerlingen
door het uitgaan van de kracht en het talent van de leerling zal een uitermate positief
effect hebben op het welbevinden en de totale ontwikkeling van leerlingen.
~AvW~
Geen opmerkingen:
Een reactie posten